Kent u de Nederlandse Dataset Dwarslaesierevalidatie nog? Grote kans dat u bij uw klinische revalidatie toestemming heeft gegeven om uw niet gepersonaliseerde gegevens op te laten nemen in deze dataset.  In de dataset worden diverse gegevens rond dwarslaesie verzameld, zoals de oorzaak en hoogte van de dwarslaesie, maar ook bijvoorbeeld blaas- en darmfunctie en pijnklachten. Claire Poublon, revalidatiearts in opleiding bij De Hoogstraat, onderzocht data gericht op factoren die van invloed zijn op de manier van het legen van de blaas bij ontslag uit het revalidatiecentrum. In totaal analyseerde zij de gegevens van 1403 dwarslaesie revalidanten.

Waarom hebben wij de Nederlandse Dataset Dwarslaesierevalidatie?

Nederlandse revalidatiecentra hebben de handen ineen geslagen om nog meer kennis te krijgen over dwarslaesie. Om nationaal én internationaal van elkaar te kunnen leren, zijn basisgegevens nodig over dwarslaesie in het algemeen en over bijkomende problemen. Belangrijk daarbij is om dit op een vergelijkbare manier vast te leggen, zodat gegevens goed met elkaar vergeleken kunnen worden. De International Spinal Cord Society (ISCoS) heeft die zogenoemde ‘datasets’ ontwikkeld.

Steeds grotere aandacht voor urinewegen

Helaas is ‘normaal’ plassen na een dwarslaesie vaak niet zo vanzelfsprekend. Gelukkig is er veel kennis hoe ernstige complicaties, zoals nierschade, beter voorkomen en behandeld kunnen worden. Claire Poublon hierover: “Meer aandacht voor de urinewegen en het gebruik van katheters en medicatie heeft hierin een belangrijke rol gespeeld. Het blijft belangrijk om al vroeg na het ontstaan van een dwarslaesie aandacht te hebben voor het legen van de blaas om problemen en gezondheidsrisico’s te voorkomen.”

Inzichten

Uit onderzoek blijkt dat intermitterende katheterisatie (op vaste tijden de blaas legen met een katheter) bij mensen met een dwarslaesie en een neurogene blaas, zorgt voor de minste complicaties op de lange termijn. Alternatieven die worden gebruikt voor het legen van de blaas bij een neurogene blaas zijn bijvoorbeeld een verblijfskatheter, condoomkatheter of suprapubische katheter.

Claire zegt daarover: “Inzicht in cijfers van de manier van legen van de blaas, voor en na ontslag uit het revalidatiecentrum, geeft ons een kennisbasis. In totaal heb ik de gegevens van 1403 revalidanten uit acht revalidatiecentra onderzocht. Het blijkt dat veel revalidanten aan het einde van hun opname geen verblijfskatheter meer gebruikten. Bij ontslag gebruikte 16% een verblijfskatheter, terwijl dit bij opname 33% was. Daarnaast zagen we dat steeds meer revalidanten met een neurogene blaas gebruik maken van intermitterende zelfkatheterisatie, namelijk 22% bij ontslag in plaats van 8% bij opname.

Intermitterend versus verblijfskatheter

“Wij vonden een aantal factoren die van invloed zijn op de manier van het legen van de blaas bij een neurogene blaas. Zo vonden wij dat met name oudere revalidanten (gemiddeld 65,5 jaar) vaker gebruik maken van een verblijfskatheter en jongere revalidanten (gemiddeld 50,9 jaar) vaker aan intermitterende zelfkatheterisatie doen. Ook vonden wij dat vrouwen (22%) vaker met ontslag gaan met een verblijfskatheter dan mannen (13%) en dat mannen (27%) juist vaker aan intermitterende zelfkatheterisatie doen dan vrouwen (14%). Daarnaast vonden wij een verband tussen de ernst en hoogte van de dwarslaesie en het aantal revalidanten dat gebruik maakt van een verblijfskatheter of intermitterende katheterisatie.”, concludeert Claire.

Internationaal tijdschrift

Claire legt op dit moment de laatste hand aan haar onderzoek. De resultaten van het onderzoek worden binnenkort ingediend bij een internationaal tijdschrift.